Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5055

Datum uitspraak2008-11-03
Datum gepubliceerd2008-11-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersCV 08-301
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overeenkomst inzake vrijwillige aansluiting bij prepensioenregeling van bedrijfstakpensioenfonds. Kantonrechter beoordeelt status van overeenkomst na wettelijke maatregelen in kader van vut, prepensioen en levensloop per 1 januari 2006 en tussen partijen gevoerde correspondentie. Kantonrechter constateert o.a. dat wetswijziging niet tot gevolg heeft dat overeenkomst rechtskracht ontbeert of nietig zou zijn. Kantonrechter beslist dat bedrijfstakpensioenfonds zijn verplichtingen uit hoofde van overeenkomst moet nakomen.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAMA SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM Kenmerk : CV 08-301 Datum : 3 november 2008 (bij vervroeging) 550 Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van: 1. [eiser sub 1] wonende te [woonplaats] en 2. de besloten vennootschap VELOPA B.V. gevestigd en kantoorhoudende te Leiderdorp eisers in conventie gedaagden in reconventie nader te noemen [eiser sub 1], VelopA, of [eisers] indien beide eisers worden bedoeld gemachtigde: mr. P.D. van der Kooi (de Clerq advocaten) t e g e n: de stichting STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN statutair gevestigd te Amsterdam gedaagde in conventie eiseres in reconventie nader te noemen Hibin gemachtigde: mr. T.M. van Angeren 1. Het verdere verloop van de procedure 1.1. Bij tussenvonnis van 17 maart 2008 is een comparitie na antwoord gelast. Deze heeft plaats gevonden op 10 april 2008. [eiser sub 1] is verschenen en VelopA BV is verschenen, de laatste vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger VelopA b.v.] en beide bijgestaan door mr. P.D. van der Kooi. Hibin is verschenen, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger Hibin] en mr. T.M. van Angeren. 1.2. Na sluiting van de comparitie is de zaak naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord in reconventie. Deze heeft [eiser sub 1]s genomen waarbij hij tevens zijn eis heeft gewijzigd. Aansluitend zijn nog overgelegd: - akte houdende uitlating eiswijziging, tevens overlegging twee producties; - akte uitlating producties. 1.3. De zaak staat thans voor vonnis. 2. De feiten en omstandigheden 2.1. [eiser sub 1], geboren op [geboortedatum] 1944, is op 1 juni 1973 in dienst getreden bij VelopA. 2.2. VelopA en Hibin hebben op 1 juli 2001 een overeenkomst gesloten inzake de vrijwillige aansluiting van VelopA bij de prepensioenregeling van Hibin. 2.3. Op grond van artikel 2.2.van de overeenkomst is Hibin verplicht de statuten en het prepensioenreglement op de werknemers van VelopA toe te passen. 2.4. Artikel 5 van de overeenkomst luidt: 1. Deze overeenkomst geldt voor een periode van vijf jaren, te rekenen vanaf 1 juli 2001. 2. Deze termijn wordt telkens met vijf jaar verlengd, tenzij het fonds dan wel de onderneming deze overeenkomst tenminste drie maanden voor het einde van de lopende termijn per aangetekende brief opzegt. 2.5. Artikel 6 van de overeenkomst luidt: Het bestuur van het fonds is voorts bevoegd tegen een door hem vast te stellen datum de overeenkomst te ontbinden: a. indien de onderneming enige verplichting welke in gevolge of krachtens deze overeenkomst, de statuten of het prepensioenreglement op haar rust, niet nakomt; b. op verzoek van de onderneming, indien daartoe naar het oordeel van het bestuur van het fonds in bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat. 2.6. Artikel 8.1. van het prepensioenreglement luidt: 1. Dit artikel is van toepassing op de deelnemers die voldoen aan de volgende voorwaarden: - zowel op 30 juni 2001 als op 1 juli 2001 als werknemer in dienst zijn bij een aangesloten onderneming (…) en zulks blijven tot aan de ingangsdatum van het prepensioen en - op de dag voorafgaande aan de ingangsdatum van het prepensioen gedurende een onafgebroken periode van tenminste vijf jaar als werknemer in dienst zijn geweest bij een aangesloten onderneming waaronder mede begrepen gedispenseerde ondernemingen. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende categorieën werknemers geacht zowel op 30 juni 2001 als op 1 juli 2001 als werknemer in dienst te zin geweest bij een aangesloten onderneming, waaronder mede begrepen gedispenseerde ondernemingen: - werknemers in dienst van ondernemingen die op 30 juni 2001 en op 1 juli 2001 op vrijwillige basis bij de Stichting Vervroegde Uittreding voor de Handel in Bouwmaterialen waren aangesloten; “ 2.7. Bij brief van (?) december 2005 bericht Hibin de aangesloten ondernemingen onder meer als volgt: “ Zoals u weet heeft het kabinet maatregelen genomen over vut, prepensioen en levensloop, die per 1 januari 2006 worden doorgevoerd. De partijen in de handel in bouwmaterialen hebben afspraken gemaakt over het behoud van de mogelijkheid tot vervroegde uittreding. Partijen zijn in dit kader overeengekomen de huidige pensioenregeling te vertalen in/verslepen naar de ouderdomsregeling. (…) Het totaal van de afspraken bevat de volgende elementen: ? Werknemers die voor 1 juli 2001 werkzaam waren in de bedrijfstak, kunnen op 62,5 jaar vervroegd uittreden. Voor deze werknemers is er de volgende aanvullingsregeling: - voor 55-plussers (geboren vóór 1 januari 1950) blijft de bestaande aanvullingsregeling gehandhaafd ? Overgangsmaatregel met betrekking tot de uittredingsleeftijd: - Tot 1 juli 2006 blijft uittreden op 62-jarige leeftijd mogelijk - voor werknemers die op of na 1 juli 2006 62 jaar worden geldt als uittredingsleeftijd de 62,5-jarige leeftijd; (…). “ 2.8. Bij brief van 22 december 2005 bericht Hibin VelopA onder meer: “In verband met de wettelijke maatregelen in het kader van vut, prepensioen en levensloop, komt de prepensioenregeling per 1 januari 2006 te vervallen. (…) Het ‘verslepen’ van de prepensioenregeling naar het ouderdomspensioen geeft voor de ondernemingen die alleen aan de prepensioenregeling deelnemen problemen. Het bestuur van het fonds heeft gezocht naar oplossingen zodat deze ondernemingen toch vrijwillig kunnen blijven deelnemen aan de nieuwe regeling. Hierbij is een tweetal oplossingen bespreekbaar, waardoor u toch in meer of mindere mate kunt profiteren van de door het fonds getroffen maatregelen in het kader van de VPL-problematiek. 1. Aansluiting bij de basisregeling Uw onderneming sluit zich aan bij de basispensioenregeling, inclusief de aanvullingsregeling.(…) 2. aansluiting bij de aanvullingsregeling De mogelijkheid wordt geboden om zich vrijwillig aan te sluiten bij de aanvullingsregeling. In deze situatie bestaat niet de mogelijkheid om eventueel elders opgebouwde pensioenaanspraken in te brengen. (…) Bij aanvang zullen de lasten van de regeling ongeveer 2,8% van de salarissom bedragen. (…) Wij verzoeken u ons aan te geven wat uw beslissing is. (…). 2.9. Bij brief van 17 augustus 2006 deelt VelopA mee dat zij het contract met Hibin met betrekking tot de prepensioenregeling opzegt per 1 juli 2006. 2.10. Bij brief van 1 december 2006 deelt Hibin VelopA mee dat zij er vanuit gaat dat de overeenkomst tussen hen op 1 januari 2006 is geëindigd omdat op deze datum de prepensioenregeling is komen te vervallen. Vanaf 1 januari 2006 ontbeert de overeenkomst een rechtsgrond, aldus Hibin. 2.11. Bij brief van 26 april 2007 deelt Hibin VelopA mee dat het bestuur van oordeel is dat er vanaf 1 januari 2006 geen sprake meer is van een overeenkomst, omdat per die datum de prepensioenregeling is vervallen. 2.12. Bij brief van 10 mei 2007 deelt Hibin aan [eiser sub 1] onder meer mee dat de verstrekte aanvullingsuitkeringen op het prepensioen - voor zover geen verrekening met toekomstige prepensioenuitkeringen kan plaats vinden op grond van onverschuldigde betaling - worden teruggevorderd. Voorts deelt Hibin mee: “Over de periode 1 mei 2006 tot en met 30 april 2007 heeft u € 25.378,41 aan aanvullingsuitkeringen ontvangen, Dit bedrag wordt verrekend met uw prepensioenuitkering. De verrekening brengt met zich mee dat aan u ook geen prepensioen meer zal worden uitgekeerd.” 2.13. Bij brief van 16 mei 2007 deelt (de gemachtigde van) [eiser sub 1] aan Hibin mee zich niet te kunnen verenigen met het standpunt van Hibin. 3. De vorderingen in conventie 3.1. [eiser sub 1] en VelopA vorderen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en na wijziging van eis 1. te verklaren voor recht dat de overeenkomst tussen Hibin en VelopA niet eerder is geëindigd dan op 30 juni 2006; primair 2. Hibin te veroordelen tot betaling aan [eiser sub 1] van de achterstallige termijnen een prepensioenuitkering en de aanvullingsuitkering daarop vanaf mei 2007 tot en met zijn pensioengerechtigde leeftijd, onder overlegging van een deugdelijke specificatie vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de maandelijkse betalingen opeisbaar zijn geworden, zijnde de 23ste van elke maand tot aan de dag der voldoening; 3. Hibin te veroordelen jegens VelopA de verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst na te komen door betaling aan [eiser sub 1] van de achterstallige prepensioenuitkeringen en aanvullende uitering tot aan diens pensioen gerechtigde leeftijd. Subsidiair 4. Hibin te veroordelen om alle schade die eisers lijden (of een van hen lijdt) door de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door Hibin, daaronder begrepen de eenzijdige wijziging van de overeenkomst als het niet nakomen van verplichtingen daaruit, te vergoeden, welke schade gelijk is aan de door Hibin ten onrechte niet aan [eiser sub 1] betaalde prepensioen- en aanvullingsuitkering, dan wel , indien Hibin alsnog aan [eiser sub 1] de prepensioen- en aanvullingsuitkering betaalt, enig in het voorkomende geval door VelopA aan Hibin terug te betalen bedrag. Primair en subsidiair 5. Hibin te veroordelen aan VelopA en [eiser sub 1] te betalen de buitengerechtelijke kosten ad € 904,00 en 6. met veroordeling van Hibin in de kosten van de procedure. 3.2. Aan deze vorderingen legt [eisers] - buiten de hiervoor vermelde feiten - het volgende ten grondslag. Het is juist dat de wettelijke regels inzake onder meer het prepensioen zijn gewijzigd per 1 januari 2006. Onjuist is echter het standpunt van Hibin dat de overeenkomst tussen haar en VelopA per 31 december 2005 is geëindigd, omdat de rechtsgrond zou zijn ontvallen. Dit is niet één van de overeengekomen wijzen van beëindiging van de overeenkomst. De overeenkomst is niet door het bestuur van Hibin ontbonden, er is niet in onderling overleg ontbonden en VelopA heeft eerst - op latere datum met in instemming van Hibin met terugwerkende kracht - per 30 juni 2006 opgezegd. Voor zo ver geoordeeld wordt dat de overeenkomst vanaf 1 januari 2006 niet meer van kracht was, dan heeft Hibin in ieder geval het vertrouwen gewekt dat de overeenkomst tot en met 30 juni 2006 van kracht was, met name ten aanzien van [eiser sub 1]. Overigens bestond er uit fiscaal oogpunt evenmin reden voor beëindiging van de overeenkomst. Op grond van de fiscale regelgeving was het namelijk juist mogelijk de prepensioenregeling ten aanzien van werknemers die op 31 december 2004 55 jaar en ouder waren te handhaven. Dit was voor [eiser sub 1] het geval, zodat de prepensioenregeling ten aanzien van hem gecontinueerd had kunnen en moeten worden. 4. Het verweer in conventie 4.1. Hibin voert in aanvulling op de hiervoor weergegeven feiten - zakelijk weergegeven - het volgende verweer. VelopA is geen belanghebbende in de zin der wet voor zo ver zij eist dat aan haar voormalige werknemer [eiser sub 1] door Hibin een uitkering moet worden betaald. VelopA is dan ook voor dit deel van haar vordering niet ontvankelijk. [eiser sub 1] is wel ontvankelijk, maar zijn vorderingen dienen om de navolgende redenen te worden afgewezen. 4.2. Krachtens de overeenkomst van vrijwillige aansluiting zijn de statuten en reglementen van Hibin van toepassing. Als deze reglementen worden gewijzigd, zijn de gewijzigde reglementen van toepassing. Voor [eiser sub 1] geldt dat voor zijn rechten bepalend zijn het reglement zoals dat gold ten tijde van zijn uittreding. Voor hem betekende dit dat hij op het moment van vervoegde pensionering, wel aanspraak kon maken op prepensioen, zoals hij dat tot 1 januari 2006 had opgebouwd, maar niet op een aanvulling van dat pensioen, want die aanvulling bestond niet meer. Die aanvulling is aan hem ten onrechte toegekend. Hibin is voorts van mening dat de door haar in 2005 aan VelopA verzonden brieven aangemerkt kunnen worden als een opzegging dan wel als een ontbinding per 1 januari 2006. Aldus stelt Hibin dat de overeenkomst per 1 januari 2006 is geëindigd door het wegvallen van de rechtsgrond, dan wel door opzegging, dan wel door ontbinding. Zij beroept zich voorts op de aanvullende werking van de goede trouw die partijen jegens elkaar in acht moeten nemen. Evenmin is er sprake van opgewekt vertrouwen. Er was slechts sprake van een misverstand dat door Hibin is rechtgezet. 5. De vordering in reconventie 5.1. Hibbin vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad 1.te verklaren voor recht dat [eiser sub 1] en VelopA geen rechten meer kunnen ontlenen aan de tussen VelopA en Hibin gesloten overeenkomst, althans dat deze is geëindigd per 1 januari 2006; 2. Deze overeenkomst te ontbinden per 1 januari 2006; 3. Te verklaren voor recht dat VelopA gehouden is om aan Hibin te vergoeden het verzekeringstechnische nadeel als bedoeld/neergelegd in artikel 7 van de overeenkomst. 4.[eiser sub 1] en VelopA hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Hibin van het bedrag ad € 25.378,41 wegens ten onrechte uitbetaalde aanvullingsuitkeringen; 5. Voorwaardelijk, namelijk voor het geval de vorderingen van [eiser sub 1] in conventie tot betaling van prepensioen/aanvullingsuitkeringen toegewezen zouden worden en/of de eis van Hibin tot terugbetaling wordt afgewezen, VelopA te veroordelen om aan Hibin te betalen al datgene dat Hibin aan prepensioen en/of aanvullingsuitkeringen aan [eiser sub 1] betaald heeft dan wel aan [eiser sub 1] ingevolge gerechtelijk vonnis nog zou moeten betalen/voldoen. 6. VelopA en [eiser sub 1] te veroordelen in de kosten van de procedure. 5.2. Aan deze vorderingen legt Hibin hetgeen zij in conventie naar voren heeft gebracht ten grondslag. 6. Het verweer in reconventie 6.1. De overeenkomst tussen partijen is nimmer door Hibin rechtsgeldig opgezegd, beëindigd of ontbonden. De verzochte ontbinding dient te worden afgewezen, nu er geen sprake is van enige tekortkoming aan de zijde van VelopA, noch van onvoorziene omstandigheden, althans niet ten aanzien van de groep 55-plussers waartoe [eiser sub 1] behoort maar ook omdat de overeenkomst niet met terugwerkende kracht kan worden ontbonden. 6.2. Wat betreft de vordering tot vergoeding van het verzekeringstechnisch nadeel, wijst [eisers] er op dat deze vordering impliceert dat Hibin ervan uit gaat dat VelopA de overeenkomst heeft opgezegd. Het gevorderde nadeel is echter niet het gevolg van de opzegging, maar vloeit rechtstreeks voort uit de overeenkomst. Overigens is het gelet op het feit dat Hibin eenzijdig en met terugwerkende kracht de overeenkomst heeft willen beëindigen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [eisers] enig bedrag aan Hibin zou moeten betalen. Voor zo ver dit al het geval zou zijn, dient er voordeelcompensatie plaats te vinden. Voorts is er niet onverschuldigd betaald, omdat de betalingsverplichting voortvloeide uit de overeenkomst. De vordering tegen [eiser sub 1] dient om deze reden te worden afgewezen. Voor zo ver Hibin van VelopA terugbetaling vordert, dient deze vordering te worden afgewezen omdat VelopA niet onrechtmatig dan wel in strijd met de overeenkomst heeft gehandeld. 7. De beoordeling In conventie 7.1. De kern van het geschil betreft de vraag of [eiser sub 1] aanspraak heeft op een aanvulling op zijn prepensioenuitkering. De ontvankelijkheid van [eisers] 7.2. Hoewel [eiser sub 1] geen partij is bij de overeenkomst tussen Hibin en VelopA, ontleent hij zijn vorderingsrecht aan de overeenkomst tussen Hibin en VelopA. Hierin heeft Hibin zich immers verplicht op de werknemers van VelopA het prepensioenreglement toe te passen. Hibin heeft de ontvankelijkheid van [eiser sub 1] om deze reden ook erkend. VelopA is eveneens ontvankelijk, omdat zij als contractspartij nakoming kan vorderen. De overeenkomst 7.3. Partijen hebben uitgebreid gedebatteerd over de vraag of en zo ja wanneer de overeenkomst is opgezegd. Op grond van artikel 5 lid 2 van de overeenkomst kunnen partijen de overeenkomst ten minste drie maanden voor het einde van de lopende termijn en wel per aangetekende brief opzeggen. In casu betekent dit dat opzegging had moeten plaats vinden uiterlijk op 31 maart 2005, zijnde drie maanden voor 1 juli 2006. VelopA heeft bij brief van 16 augustus 2006 de overeenkomst met terugwerkende kracht per 1 juli 2006 opgezegd. Uit de overgelegde e-mailcorrespondentie (zie productie 9 bij dagvaarding) volgt dat Hibin in eerste instantie geen bezwaar had tegen de opzegging met terugwerkende kracht. Bij email van 1 september 2006 (productie 11 bij dagvaarding) deelt Hibin VelopA echter mee dat zij van mening is dat de opzegging per 1 januari 2006 dient plaats te vinden, omdat partijen anders nog 15 jaar aan elkaar vast zouden zitten. Aangenomen dient dan ook te worden dat Hibin - bij nader inzien - niet instemde met de datum van 1 juli 2006. Voorts stelt Hibin dat VelopA uit de tussen partijen gevoerde correspondentie eind 2005/begin 2006 redelijkerwijs kon afleiden dat Hibin de overeenkomst wilde opzeggen per 1 januari 2006. Wat hier verder ook van zij, nu vast staat dat geen van partijen de overeenkomst op rechtsgeldige wijze heeft opgezegd, partijen geen overeenstemming hebben bereikt over een beëindiging met wederzijds goedvinden per 1 januari 2006 en het bestuur de overeenkomst evenmin heeft ontbonden, wordt aangenomen dat de overeenkomst in ieder geval niet eerder is beëindigd dan op 1 juli 2006. De gevorderde verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar. De overeenkomst en de wetswijziging per 1 januari 2006 7.4. Met ingang van 1 januari 2006 zijn prepensioenregelingen in beginsel niet langer fiscaal gefacilieerd. Alleen als het overgangsrecht bij de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling van toepassing is, kan op prepensioenregelingen nog fiscale facililiering van toepassing zijn. Het overgangsrecht voor (tijdelijke) prepensioenregelingen is opgenomen in artikel 38d van de Wet op de loonbelasting 1964. Op grond van artikel 38d van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dit artikel als gevolg van het genoemde amendement Kamerstukken II 2004/2005, 29 760, nr. 30) is komen te luiden, is een van de voorwaarden om ook na 31 december 2005 de fiscaal gefacilieerde pensioenopbouw in een zogenoemde prepensioenregeling voort te zetten. Het gaat hierbij om (tijdelijke) prepensioenregelingen in de zin artikel 38a van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dit artikel tot en met 31 december 2004 luidde. De genoemde mogelijkheid om de fiscaal gefacilieerde pensioenopbouw in een prepensioenregeling voort te zetten geldt uitsluitend voor werknemers die voor 1 januari 2005 de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt. Uitgangspunt hierbij voor Minister Geus was dat de aanspraken die vóór 1 januari 2006 zijn opgebouwd worden gerespecteerd (ongeacht of de desbetreffende regelingen de mogelijkheid van deeltijdpensioen kennen en ongeacht de leeftijd van de werknemer) ( zie handelingen Tweede Kamer vergaderjaar 2005–2006, Aanhangsel 2243). 7.5. De wetswijziging per 1 januari 2006 heeft niet tot gevolg dat de overeenkomst - zoals Hibin betoogt - rechtskracht ontbeert of nietig zou zijn omdat de hieruit voortvloeiende verplichtingen voor Hibin in strijd zouden zijn met (nieuwe) wetgeving. Immers, pensioenopbouw in een prepensioenregeling was nog steeds mogelijk maar slechts voor werknemers van 55 jaar en ouder fiscaal gefacilieerd. Daar komt bij dat het uitdrukkelijk de bedoeling van de wetgever was om bestaande rechten te respecteren. Uit de afspraken die de partijen in de Handel in Bouwmaterialen hebben gemaakt, blijkt dat dit uitgangspunt is gerespecteerd. Immers, afgesproken is dat uittreden op 62 jarige leeftijd tot 1 juli 2006 mogelijk blijft en dat de aanvullingsregeling op werknemers die geboren zijn voor 1 januari 1955 van toepassing blijft. 7.6. Vast staat voorts dat het pensioenreglement op 1 januari 2006 nog niet was gewijzigd. De nieuwe pensioenregelingen zijn nadien met terug werkende kracht ingevoerd. Op het moment dat de nieuwe regelingen gereed waren, had [eiser sub 1] reeds besloten om gebruik te maken van de prepensioenregeling en was hem een prepensioenuitkering met aanvulling toegekend. Hoewel partijen in de handel in bouwmaterialen er kennelijk geen bezwaar in zagen om de regeling met terugwerkende kracht te laten ingaan, laat dit onverlet dat de aanspraken van [eiser sub 1] gerespecteerd moeten worden. Immers, het met terugwerkende kracht wijzigen van zijn rechten is niet alleen in strijd is met het beginsel van rechtzekerheid maar tevens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Daar komt bij dat Hibin de voor 1 januari 2006 opgebouwde aanspraken dient te respecteren. 7.7. Uit het voorgaande volgt dat Hibin haar verplichting tot uitkering van de overeengekomen aanvulling op de prepensioenuitkering jegens [eiser sub 1] dient na te komen. Om deze reden wordt het primair gevorderde toegewezen. 7.8. Nu het primair gevorderde wordt toegewezen, wordt het subsidiair gevorderde afgewezen. 7.9. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden toegewezen, nu voldoende aannemelijk is dat [eisers] buitengerechtelijke activiteiten heeft verricht ter voorkoming van deze procedure. 7.10. Alle overige stellingen en weren kunnen verder onbesproken blijven. in reconventie 7.11. Nu in conventie is geoordeeld dat Hibin de verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst tussen haar en VelopA jegens [eiser sub 1] dient na te komen, wordt de gevorderde verklaring voor recht afgewezen. 7.12. De vordering strekkende tot ontbinding van de overeenkomst per 1 januari 2006 wordt afgewezen, aangezien ontbinding met terugwerkende kracht niet mogelijk is. 7.13. De vordering gebaseerd op onverschuldigde betaling wordt eveneens afgewezen, nu Hibin niet onverschuldigd heeft betaald maar de betaling haar grondslag vindt in de tussen partijen vigerende overeenkomst. 7.14. De voorwaardelijke vordering wordt afgewezen nu hiervoor de vereiste grondslag ontbreekt. In conventie en reconventie 7.15. Gelet op de uitkomst van de procedure wordt Hibin veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie, met dien verstande dat [eisers] het door Hibin betaalde griffierecht dient te vergoeden, nu [eisers] deze procedure ten onrechte bij de sector civiel aanhangig heeft gemaakt. Om deze reden hoeft Hibin aan [eiser sub 1] geen hoger bedrag aan griffierecht te vergoeder dan zij verschuldigd was geweest indien de zaak direct bij de sector kanton was aangebracht. De proceskosten in reconventie worden op nihil gesteld, nu het verweer in reconventie het gevolg is van de in conventie ingenomen stellingen. 8. De beslissing De kantonrechter In conventie I. verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen partijen niet eerder is geëindigd dan per 30 juni 2006; II. veroordeelt Hibin tot betaling aan [eiser sub 1] van de (achterstallige) termijnen aan prepensioenuitkering en de aanvullingsuitkering daarop vanaf mei 2007 tot en met zijn pensioengerechtigde leeftijd, onder overlegging van een deugdelijke specificatie vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de maandelijkse betalingen opeisbaar zijn geworden, zijnde de 23ste van elke maand tot aan de dag der voldoening; III. veroordeelt Hibin tot betaling aan [eisers] de buitengerechtelijke kosten ad € 904,00; IV. veroordeelt Hibin in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eisers] begroot op € 2.418,85, zijnde € 199,00 griffierecht, € 70,85 explootkosten en € 2.400,00 voor salaris gemachtigde, minus € 251,00 aan ten onrechte door Hibin betaald griffierecht; V. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad; VI. wijst het meer of anders gevorderde af; in reconventie VII. wijst het gevorderde af. VIII. stelt de kosten in reconventie vast op nihil. Aldus gewezen door mr. I. M. Vanwersch, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 november 2008 in tegenwoordigheid van de griffier. De griffier De kantonrechter